Er was eens een land van gebit en gebeden
Een land van vouw je handen
Poets je tanden
Dat was het land van de Pappenheimers
En die Pappenheimers hadden ze goed op een rijtje
Had je ze niet op een rijtje
Dan kreeg je een beugel
Daardoor konden bepaalde dingen niet
Eens lekker met een meisje zoenen kon niet
Door de beugel
Die Pappenheimers hadden net de oorlog achter de rug
En hun gebitten waren sterker dan ooit
Ze hadden zin hun tanden eens overal flink in te
zetten
Verwoeste stad?
Hap!
Nieuwe infrastructuur?
Hap!
Sociaal herstelplan?
Hap!
Ja, het ging goed met de Pappenheimers
Zo goed dat er zelfs tijd was voor af en toe een
snoepje
Dat smaakte!
Ach, er viel wel eens een tand uit
Maar tanden genoeg
Want zin om naar de tandarts te gaan
Hadden die Pappenheimers niet
Dat deed een pijn aan je mond
En al snel hadden de Pappenheimers
Geen tand meer in hun mond
Geen punt zei de overheid
Er is voor ieder een gebit
Ben je vijfenzestig
Krijg je een gebit
Ben je achttien?
Kom je van school?
Heb je geen werk?
Gebit!
Wil je niet werken?
Kun je niet werken?
Mag je niet werken?
Hoef je niet te werken?
Gebit!
Kunstenaar?
Kunstgebit!
Het ging goed met de Pappenheimers
Er bleef natuurlijk wel eens een klus
Waar de tanden in gezet moesten worden
En de gebitslijm
Was niet zo plakkend als gesuggereerd
Maar iemand wist in een paar landen verderop
Fremdheimers
Met sterke gebitten
Van het kauwen op ouwe leren riemen
Die konden mooi naar hier komen
Om de stront van de straat te vreten
En de gangen van kantoorgebouwen schoon te likken
Een fijn plan!
Wagonladingen Fremdheimers gaan van Oost naar West
Tegelijkertijd steekt een boer zijn spade in de grond
En psssssst!
Er spuit een straal pap omhoog
Een papbel tot 2080
Snel een papleiding door het hele land aangelegd
En die Pappenheimer hoeft zijn gebit maar uit te doen
De kraan open te draaien
En die slijmerige brei
Glijdt als vanzelf
In zijn tandeloze muil
Mooier kan het niet
Lepel in de breipot
En de uil in de olmen
En de Pappenheimers krijgen een zee van vrije tijd
Ze gaan vissen
Een van die Pappenheimers
Staat met zijn maat aan de waterkant
De zon weerspiegelt in het water
Hij moet niezen
Spuugt zijn bovengebit te water
Zijn makker denkt
Geintje....
Haalt snel zijn bovengebit uit
Bindt het stiekem aan zijn haakje
Gooit steels in
Haalt op en zegt tegen zijn buurman
Je raadt nooit wat ik opvis!
De Pappenheimer grist het gebit van het haakje
Stopt het in zijn mond
Maar bah, wat is dat?
Het past niet
En plons!
Werpt het terug in het water
En zegt: "Gadverdamme, dat was mijn gebit niet"
Maar ach, wat geeft het
Er zijn gebitten zat
Wat zeg ik?
Er zijn zelfs gebitten te veel
Er is een overschot op de gebittenmarkt
Werktijdverkorting aangevraagd
De lonen stabiliseren
De koopkracht gaat naar beneden
In de snoepsector vallen de eerste ontslagen
Binnen de kortste keren
Ligt de hele economie
Plat op zijn bek
En dan moeten de Pappenheimers kiezen
Ze kiezen
Minister-president Slubber
Bijgestaan door zijn Assistent van Cultuur
Brinta
Politiek is
Verdeel en heers
Maar als er niks meer te verdelen valt
Komt het op heersen neer
Slubber neemt een reeks impopulaire maatregelen
Inleveren!
Boven- en ondergebitten
Inleveren!
Opeens zitten al die Pappenheimers zonder tanden
Kun je je voorstellen
Dat die Pappenheimer
Met zijn 1, 2, 3 lot in zijn hand
Dat daar Jan Pap en zijn maat
Een onweerstaanbare hunkering voelt
Om al die gave gebitten
Van die vlezige kaken af te rammen!
Kunt u zich dat voorstellen?
Niet!